Dr. C. (Kees) le Pair


Dr. C. (Kees) le Pair (1936) groeide op in Leiden. Hij woonde en werkte drie jaar in Libanon en bracht geruime tijd door in de Verenigde Staten en in Thailand. 31 Jaar van zijn werkzame leven vermaakte hij zich als bureaucraat bij organisaties van natuurkundig en technisch onderzoek.
Zijn eerste objectieve kwalificatie ontving hij in zijn vijfde levensjaar. Op advies van de leiding namen zijn ouders hem van de kleuterschool. Hij was ongeschikt. Het niveau waarop zijn klasgenoten matjes vlochten, haalde hij op geen stukken na. Op de lagere school waarschuwde een onderwijzer zijn ouders dat hij in de goot zou belanden. Hij werd later bijgevallen door enkele HBS-leraren. De enige die altijd in hem is blijven geloven, was zijn grootvader. Die meende dat hij voorbestemd was voor hoge posities. Aan het eind van zijn loopbaan had hij al die verwachtingen gelogenstraft.
Het hoofd van zijn lagere school was de heer J.P. Paulusse, aan wie hij net als veel medescholieren zijn carrière verschuldigd is. Dankzij hem nam hij de horde van het toelatingsexamen Gemeente HBS. In 1953 legde hij het eindexamen B af met de hoogste cijfers in de regio. Hij kreeg er ook zijn eerste lessen in politiek en organisatie, toen hij tegen de wens van de directeur en een spraakmakend deel van het lerarencorps voorzitter werd van de schoolvereniging.
Op advies van natuurkundeleraar, dr. J.W. Blom, ging hij niet naar 'Delft' maar naar 'Leiden'. Hij had bij een practicumproef eens een calorimeter met olie omgestoten. In de ogen van zijn geliefde leermeester classificeerde hij zich zo als 'theoreticus'. Aanvankelijk pakte hij de studie net zo aan als die op de middelbare school. Hij voerde niets uit. Wel kon hij aardig mee bij het drinken van bier. Ook zette hij zijn eerste praktische stappen op het liefdespad. Dat liep overigens dood. Toen hij aan het eind van zijn derde studiejaar nog slechts één van de vereiste tien tentames had gehaald, werd het hem en de autoriteit, die over de toekenning van studiebeurzen ging, duidelijk dat er iets moest veranderen. Hij ging aan de slag en legde het doctoraalexamen toch nog af in de tijd die de gemiddelde student daarvoor in die dagen nodig had. Aansluitend onderzocht hij onder leiding van prof.dr. K.W. Taconis hoe mengsels van helium-isotopen smelten en stollen.

Het was een spannende tijd. Amerikaanse en Russische atoombommen maakten de atmosfeer radioactief. Jaar in, jaar uit werden wij bestraald. Er was net zo veel straling als later na de plof van een kerncentrale in Tsjernobyl. Alleen toen duurde het maar veertien dagen. Maar in de jaren zestig hadden mensen nog niet zo'n last van straling, dus was het groepje studenten en scholieren waarmee hij tegen de atoombom ageerde, aanvankelijk niet groter dan 25.
Een tentoonstelling van documenten over nog actieve nazi-rechters werd door het praesidium libertatis van de Leidse universiteit op aandrang van de Duitse ambassadeur buiten de deur gehouden. Die werd daarop in Le Pair's studentenkamer ingericht, wat hem nieuwe 'galg en rad' prognoses opleverde. Hij was actief in de Pacifistisch Socialistische Partij, waar hij het tot secretaris buitenland bracht en hij ageerde tegen het Amerikaanse optreden in Vietnam, het huwelijk van een prinses met een Spaanse macho en nog zo wat ditjes en datjes. Achteraf is hij van de juistheid van zijn keus in de Vietnam kwestie niet meer zo zeker. Overigens verhinderde zijn afkeer van geweld niet, dat hij als voorzitter van een Werkgroep Anti-militaristische Studenten, verschillende diplomaten en hoge militairen uitnodigde, waarmee constructief over vrede en veiligheid werd gediscussieerd.

Na zijn promotie tot doctor in 1965 werd hij 'assistant professor' aan de Amerikaanse Universiteit van Beiroet in Libanon. Hoewel die periode in dat land als rustig te boek staat, was er toch voldoende turbulentie om het een prestatie te noemen dat hij daar wetenschappelijk nog iets tot stand bracht.

Na Beiroet trad hij in 1968 toe tot de directie van de Stichting voor Fundamenteel Onderzoek der Materie, FOM. Hij werkte ook enige tijd bij de National Science Foundation in Washington. De toen gelegde contacten kwamen bij latere Amerikaanse bezoeken en zakelijke afspraken goed te stade. In 1981 werd de Technologiestichting STW opgericht. Hij was de eerste directeur en bleef dat tot zijn pensioen in 1999. In een van zijn nevenfuncties hield hij voor verschillende Europese landen toezicht op grote research projecten van Philips, Siemens en andere elektronica giganten, die met overheidssteun plaatsvonden. Die projecten deden in omvang niet onder voor het Manhattan- of het Apollo-project. Toen hij daarnaast ook nog lid van de Algemene Energieraad en lid van de Raad voor het Defensieonderzoek werd, meenden Amerikaanse collega's dat men hem in Nederland universele expertise toeschreef, omdat hij de voornaamste adviseur voor energie- en informatie-technologie was. Hij schaamt zich hen nooit te hebben verteld dat hij zijn positie minder aan zijn mentale activa dan aan departementale passiva dankte. De effectieve kennis van een ministerie ligt nl. dichter bij de grootste gemene deler dan bij het kleinste gemene veelvoud van die van zijn ambtenaren.

Intussen was iedereen tegen atoombommen. Wereldwijd werd gedeëscaleerd. In Nederland liep men daarbij zo hard dat hij het tijd vond voor tegengas. Een uitnodiging om toe te treden tot de VVD-commissie voor wetenschap en technologie was daarom een welkome aanleiding om zijn partijloze staat op te geven. Hij werd lid van die partij.

Zijn eerste publicitaire schreden zette hij in klas één van de HBS door de oprichting van een klassekrant met een hoog plagiaatgehalte. Dat woord kende hij toen nog niet. Hij leidde de fusie met een andere klassekrant en gaf daarmee een stoot tot de (her)oprichting van de schoolkrant die hem in de redactie opnam. Een paar jaar later schokte hij de geschiedenisleraar met een artikel over de toestand in Cuba onder dictator Batista. Dat bracht de schoolkrant onder permanente censuur. Hij bedankte daarom als redacteur. Zelf gelooft hij niet dat hij de aanzet tot Fidel's revolutie heeft gegeven. In zijn studententijd was hij redactielid van het blad van Catena. Tijdens zijn verblijf in Beiroet was hij correspondent van de NRC. Later schreef hij een aantal jaren een vaste column over wetenschap en technologie in die krant. Hetzelfde deed hij voor de Ingenieurskrant e.a. In totaal verschenen van zijn hand behalve de columns ca. 150 publikaties. Een kleine twintig daarvan gingen over zijn natuurkundig onderzoek. Drie waren niet serieus. Dat cijfer is volgens enkele critici een factor 10 - 40 te laag. Enkele van zijn typevruchten staan op deze webstek.

De Koninklijk Nederlandse Akademie van Wetenschappen gaf hem voor zijn goede en slechte daden De Zilveren Penning. Koningin Beatrix maakte hem Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw, een zeldzaam dier in de lage landen. De Technische Universiteit Delft promoveerde hem tot eredoctor in alle daar bloeiende wetenschappen. En in Duitsland werd hij Ehremitglied van de Wischenschafts Forscher.

Zijn liefdeleven was iets rijker dan zijn drie huwelijken - waarvan twee met drs. H.G.M. (Riek) Schroten - suggereren. Riek personifieerde een stelling van Kamerlingh Onnes: een fysicus moet alles kunnen. Zij was o.a. onderzoeker, instituutsdirecteur, ober, tuinjongen, lerares en hoofd van maatschappelijk werk.

Zijn tegenwoordige echtgenote, dr. L. (Luba) Zoebkova, komt uit Rusland. Zij assisteert hem zo nodig bij het oplossen van Dravidische en theosofische problemen. Zij werkte voordien bij de Russische Academie van Wetenschappen in Moskou en in India. Zij is deeltijdshoogleraar bij de universiteit van Madras en geeft Russische les aan een HBO-instelling in Utrecht.

Zijn kinderen hadden ooit drie nationaliteiten. Ze zijn allen bekeerd.

Na zijn pensioen zeilde hij met Luba en vrienden uit verschillende windstreken een kwart van de aardomtrek. Zijn schip, Ananda, bracht hem tot Angra dos Reis (ca. 60 km W van Rio de Janeiro) Brazilië. Van daar keerde hij terug naar Nederland, waar zo veel dreigde mis te gaan, dat hij weer hard aan het werk is geslagen om te proberen te redden wat nog te redden is...
Intussen hielp hij zeilend in Vanuatu enkele klinieken op te zetten: Project Marc

Zijn emailadres is: clepair@casema.nl